Saturday, March 23, 2013

Belle


VERBODEN LIEFDE     1760

VOOR BELLE



IK MAG NIET MET JOU LEVEN

DAT ZOU PAS LEVEN ZIJN

IK VERLANG MET HEEL MIJN WEZEN

EN HEEL MIJN HART DOET PIJN.
 

WIJ HOUDEN DE CONVENTIE

VAN EERBAARHEID IN ACHT

MAAR IN CORRESPONDENTIE

IS EEN ANDERE WET VAN KRACHT
 

DAAR KUNNEN ONZE GEESTEN

VRIJ VAN ALLE PLAT FATSOEN

IN ALLE VRIJHEID FEESTEN

EEN BRIEF KAN ALLES DOEN

 
WAT DE MORAAL ONS HEEFT VERBODEN

OP PAPIER ZIJN WIJ NIET GEKNECHT

DAAR BEVREDIGEN WIJ ONZE NODEN

ECHTE LIEFDE IS NOOIT SLECHT.

 
EN SCHRIJF IK IN MIJN BRIEVEN

“IK VLEI ME AAN JOUW VOETEN”

DAN VERZUCHT IK ALS IK EINDIG

OM JE MOND WEER BEGROETEN.


IN TWEE WERELDEN BLIJVEN WIJ LEVEN

MAAR IN DE GEEST ZIJN WIJ STEEDS EEN.

ALS ONZE BRIEVEN ZIJN GEBLEVEN

EN IEMAND ZE ZAL LEZEN

 
KOMEN WIJ OPNIEUW TOT LEVEN

ZAL ONZE LIEFDE WEER BESTAAN

EN ONS EEUWIG LEVEN GEVEN

GELIJK DE STERREN, DE ZON EN DE MAAN.

 
 
VAN CONSTANT

 

AAN DE VECHT                                1760

VOOR CONSTANT (D’ HERMENCHES)

 
IK LOOP

LANGS DE VECHT

EN MIJN SCHOEN

RAAKT HET GRAS

EN EEN PLAS

WEERSPIEGELT

DE ZON EN JOUW GEZICHT

DAT ALS VANZELF MET ME MEE

DEINT

MET DE GOLVEN

VAN DE RIVIER.

 
WAS HET HIER OF GINDS

DAT JIJ

MIJN HAND

NAAR JOUW LIPPEN BRACHT

EN IK IN VERVOERING

DE WOORDEN HOORDE

DIE MIJ

VOOR ALTIJD, ALTIJD

AAN JOUW HECHTTEN?

 
WAS HET GISTEREN

OF VANDAAG

OF EEN EEUW GELEDEN

DAT WIJ SAMEN

HIER

AAN DE VECHT

DE LIEFDE BEDREVEN

TUSSEN THEEHUIS EN RIVIER

ONDER DEZE WILG OF DEZE VLIER?

 
AFSTAND, PLAATS

EN TIJD

MAKEN NIET UIT.

ALS IK MIJN OGEN SLUIT

GAAT DE ZON ONDER

EN MIJN GEDACHTEN

HALEN JOU DICHTBIJ

EN ZO DICHTBIJ

BEN JIJ

VAN MIJ

ALTIJD VAN MIJ.

 
VAN BELLE ( VAN ZUYLEN.)          EMKA

Monday, March 18, 2013

Vlaggetjes planten

Door Anita Brus


Campagne gezien van Defensie? Je bent een sloper, je bent een vechter, je bent een vijand, je bent een macho, je bent militair. Werken bij Defensie, je moet het maar kunnen!
Sinds wanneer gelden slopen, vijandelijkheden en machismo als positieve eigenschappen, vraag ik mij af. Zelfs als het om Defensie gaat. En al zou dat zo zijn, wat maakt de Nederlandse soldaat hiervan waar als het er op aankomt? Ik moet er bijna om lachen, terugdenkend aan de heldenrol op sokken die Nederlandse soldaten speelden toen zij eenmaal tegenover echte Servische macho’s stonden in het voormalige Joegoslavische Srebrenica.

Bange man
Ik las ‘La Hija del Este’ (‘Dochter van het Oosten’) van Clara Usón, een Spaanse schrijfster die tot in detail beschrijft hoe Karremans tegenover de Servische generaal Mladić staat:

‘De Nederlandse kolonel is een lange, dunne man, maar in deze situatie lijkt hij ineengekrompen alsof hij zich kleiner wil maken om met een beetje geluk te verdwijnen. Hij staat met zijn magere gezicht en een grijze gedwee omlaag hangende snor tegenover de verwaande Servische militair; een bange man van wie de ogen doen denken aan de ogen van een hond die op het punt staat gestraft te worden […] Karremans zal spijt hebben gehad dat hij ooit voor een militaire carrière koos; hij heeft het uiterlijk van een brave en een beetje slappe schoolmeester die door zijn leerlingen voor de gek wordt gehouden.’
Liever stoer zijn
Zo maakte Karremans onze reputatie in het buitenland als ‘brave schoolmeesters’ helemaal waar, maar wij willen natuurlijk liever stoer zijn. Liever een sloper, een vechter, een macho en daar is alle reden toe want er woedt een oorlog.
De oorlog gaat tussen de VVD en de PvdA over Defensie. In de NRC van afgelopen donderdag lees ik dat er gestreden wordt om het gebied dat wij moeten bestrijken bij onze missies. Nooit geweten dat Afrika daarbij gold als ‘links’ en Afghanistan als ‘rechts’. Dat beweert althans PvdA-Kamerlid Désirée Bonis die vindt dat wij bijvoorbeeld in Mali meer kunnen doen.
Moslims afgevoerd
Wat dan, vraag ik mij af. Misschien moeten wij überhaupt niets willen doen omdat al onze bemoeienissen tot nu toe op weinig uitgelopen zijn. Met als dieptepunt het optreden van Karremans en zijn blauwhelmen in Srebrenica. Het schijnt dat de Nederlandse soldaten daar voor hun ogen zagen gebeuren hoe de Serven kinderen van vrouwen wegrukten. En nadat de moslims waren afgevoerd, vierden onze soldaten feest omdat ze naar huis mochten.
Maar ik wil mij niet opwerpen als degene die het gedrag van die soldaten veroordeelt. Ik heb eerder bedenkingen bij het militaire systeem. Binnen zo’n systeem gedraagt men zich al snel als een klas ‘stoute’ schooljongens. Die jongens zijn niet stout als je ze afzonderlijk spreekt, zij worden dat pas in een groep; al helemaal met een slappe schoolmeester als Karremans.
Vrouwen en kinderen om zeep helpen
En misschien was het maar goed ook dat Karremans zich slap gedroeg, want wat had hij anders moeten doen. Had hij soms in de voetsporen moeten treden van Mladić die het vechten en slopen tot in de uiterste consequentie doorvoerde? Iedereen weet hoeveel doden dit heeft opgeleverd. Het schijnt dat de Serven er van ‘s morgens vroeg tot diep in de middag mee bezig zijn geweest om al die bussen met vrouwen en kinderen om zeep te helpen. Tot ze de blaren van het schieten op hun handen hadden, met af en toe een sigaretje tussendoor.
Alle mislukkingen in het verleden ten spijt is er volgens de gepensioneerde Nederlandse generaal-majoor Patrick Cammaert nog genoeg te doen, maar nu in Afrika: “De VN zit voor missies in Afrika te springen om helikopters. Nederland heeft die capaciteit. Zoals Nederland ook uitstekende special forces heeft, of militaire hospitalen zou kunnen leveren. Het hoeft niet om grote hoeveelheden te gaan. Maar die militairen kunnen helpen in Congo, Ivoorkust, Mali. Somalië. Met als bijkomend voordeel dat je dan als land jouw vlaggetje plant, invloed hebt en weer achter de dijken vandaan komt.”
Ware macho
Heb dan echter wel de ‘guts’ om als ware macho achter die dijken vandaan te komen om je vlaggetje te planten. En dan liever een macho die niet alleen maar toekijkt als anderen voor zijn ogen worden afgeslacht. Laat staan dat hij daarna ook nog eens vrolijk feest viert.

Bint

Door Anita Brus


Ik dirigeer elke dag tenminste drie verschillende orkesten. Niet eenvoudig, met steeds weer een andere partituur en andere spelers op verschillende plekken. Terwijl ik mijn ene hand stil houd om de lawaaierige types te sussen probeer ik met mijn andere hand de slaapkoppen tot actie te bewegen. En dat alles vol overgave.
Technische perfectie volstaat niet in de dirigeerkunst. Het orkest komt pas tot leven als de dirigent contact maakt met de spelers. Daarvoor moet hij zich ontspannen en opgaan in het stuk, maar ook weer niet te veel, want dan verliest hij zijn spelers uit het oog.
De hel van 5havo
Ik denk aan Bint van Bordewijk. Daar zitten ze; Peert, Bolmikolke, Klotterbook en Whimpysinger uit ‘de hel’ van 4D. Mijn hel is 5havo. Van 5havo heeft M. zich gespecialiseerd in bloed zuigen, T. in het bekrassen van het schrift van I. zodra die even niet kijkt. En I. maakt onophoudelijk dierengeluiden. Laten wij hen Miserio, Terrible en Idiota noemen. Allemaal jongens die elkaar niet met rust kunnen laten, vaak lui zijn en dat geraffineerd botvieren op elkaar en de les. Een van mijn moeilijkste orkesten, waarover ik elke keer weer mijn hoofd breek. Ik kan partituren schrijven zoveel ik wil, met mijn armen zwaaien, me ervoor gooien met hart en ziel, maar het blijft moeilijk de juiste toon aan te slaan. Soms lijkt mijn moeite zich te lonen, maar dan vliegt er toch ineens weer iets door het lokaal en breekt opnieuw ‘de hel’ los.
Orde en tucht
Ik probeer van alles, stuur de dissonanten weg of praat met ze, leg het hele orkest stil en praat met allemaal. Soms krijg ik er met veel moeite toch nog een normaal geluid uit en een enkele keer zelfs mooie klanken. Maar dan ineens zakt de hele boel weer in elkaar en komt het niet verder dan wanklanken.
Orde en tucht. Dat had directeur Bint bedacht voor klas 4D. Het leidt er in de roman toe dat een van de leerlingen uit die klas zelfmoord pleegt. Is dat wat Bint wilde? Wat willen wij met onze leerlingen? Een harde aanpak of juist een aai over de bol? Zelfmoorden hebben altijd bestaan, ook onder jongeren. De ene keer helpt een harde aanpak en een andere keer toch die aai over de bol. Mijn ervaring is dat er geen kant en klare formules bestaan. Veel hangt af van de gedrevenheid van de orkestleider en zijn betrokkenheid bij het orkest.
Kluwen van klierders
Onze school heeft veel betrokken docenten en geweldige leerlingen. Toch blijven docenten ook worstelen met sommige klassen en moeten er heel spitsvondige partituren worden bedacht om die lessen gaande te houden. In de les Spaans moeten ze behalve schrijven ook praten en luisteren, want dat hoort nu eenmaal bij het leren van een taal. Maar wat doe je als er op een gegeven moment alleen nog dierengeluiden uit komen?
Het is onbegonnen werk om altijd alles in de hand te houden in deze kluwen van klierders. Er wordt voortdurend gepest, alle pestprotocollen ten spijt. Pubers botvieren nu eenmaal hun onbenul en frustraties op elkaar of op volwassenen. Vaak is helemaal niet duidelijk wie nu eigenlijk wie pest tot zich iemand voor een trein werpt omdat hij of zij niet meer opgewassen is tegen de beestenbende. Hoe wil men dat docenten het altijd op tijd zien zodat zij er iets aan kunnen doen?
Schop onder de kont
Misschien ligt hier toch ook een taak voor de ouders. Houd uw kind in de gaten! Voed het op. Geef het niet altijd maar gelijk, maar wijs het ook op het gelijk van anderen. Houd het niet bij het minst geringste piepje thuis. Leer het dat niet altijd alles ‘leuk’ kan zijn. Leer het de nodige discipline zoals Bint van Bordewijk. Geef het af en toe eens een stevige schop onder de kont. Maar dan wel met de aandacht en liefde van een goede opvoeder. Zoals een goede leraar zijn klas dirigeert, of een goede dirigent zijn orkest.

Kanker overwin je niet

Door Anita Brus

Muizen overal, als kwaadaardige gezwellen. Ze vreten zich door alles heen en je krijgt ze moeilijk weg. Sterker nog, het jongt en breidt zich uit. Je kunt ze bestrijden met klemmen en korrels. Ik kies de korrels, maar vraag mij af of die zullen leiden tot een definitieve uitroeiing.
Kunnen wij kanker overwinnen? Deze week was het weer zover. ‘Sta op tegen kanker’ met veel bombarie op tv. ‘Sterren’ die de kanker hebben ‘overwonnen’, of de strijd juist ‘verloren’.
Botte pech
Ik wind mij op, word kwaad, pak bijna de telefoon. Wanneer snappen jullie nu eindelijk eens dat er helemaal niets te overwinnen valt? Mensen, heus, kanker krijg je gewoon en als je het hebt is het botte pech. Misschien had je het voor kunnen zijn door wat minder te roken of te drinken, maar verder heb je er niets aan kunnen doen. Het is als met die muizen. Had het vuil weggehouden van het balkon, dan waren ze misschien weggebleven. Maar nu ze er eenmaal zijn krijg je ze moeilijk meer weg.
Wat je kunt doen, is de kanker zo goed mogelijk ondergaan. Of nee, niet de kanker, maar de behandelingen waar je voor in aanmerking komt. Ja, zo noemt men dat: “U komt in aanmerking voor een chemotherapie”. Hiep, hiep hoera! Ik kom in aanmerking voor de chemo en wie weet ook nog voor een ‘okseltoilet’ en hormonale therapie.
Zielig op bed liggen
Mooi en dan maar zien dat je zo goed mogelijk door de therapieën heen komt. Daar kun je wel wat aan doen. Zielig op bed liggen helpt niet, flink veel bewegen wel. Zwemmen moet je en door heel Amsterdam lopen. Ik ken de stad inmiddels tot in alle uithoeken. Leuk, het helpt, houdt je wakker en maakt je sterker. Maar de kanker gaat er niet mee weg. Die overwin je niet.

Of je er uiteindelijk aan onderdoor gaat, is afhankelijk van de soort en de grootte van de tumor. En dat hangt weer af van het stadium waarin de kanker ontdekt wordt. Zijn er al uitzaaiingen of heb je het geluk dat je er vroeg bij bent zodat er zich nog geen kwaadaardige cellen in de bloedbaan of via de lymfeklieren hebben verspreid? Was er nog maar één muis toen je de eerste muizenkeutels aantrof of hadden tientallen muizen zich al een weg door je keukenkastjes gebaand?
Dat soort dingen dus. Al die dingen hebben invloed, maar jijzelf niet. Korrels kun je strooien en nog meer korrels. Maar de korrels koop je in de winkel en de chemo krijg je gelukkig nog steeds vergoed, evenals dure tabletten tegen de misselijkheid of om je witte bloedlichaampjes op peil te houden. Bergen medicijnen die je helpen om te overleven.

Gewoon dood
Maar jij hebt daar geen enkel aandeel in. Eerder nog de dokter, het ziekenhuis of de zorgverzekeraar. Jammer als je nu in Griekenland woont, waar geen geld meer is voor al die middelen. Of in een derde wereldland waar nooit geld is voor geen enkel middel. Dan ga je dus gewoon dood, zelfs wanneer de kanker nog slechts in een beginstadium verkeert.

Jijzelf overwint niet, je bent degene die het ondergaat. Winnaars en verliezers zijn er niet. Mooi als de medicijnen effectief blijken en heel fijn als de muis de korrels eet en je hem over het balkon naar buiten kan kieperen. Invloed op je kanker heb je niet, hoe graag men jou dat ook wil laten geloven. Je hebt geluk of pech. Dus “zij heeft de strijd tegen de kanker gewonnen” is onzin.

Gezwel in je borst
Zoals je ook de strijd tegen de muizen niet wint. Het is afwachten of er eindelijk eentje het loodje legt en dan zal de tijd leren of er niet nog meer muizen zijn. Misschien doe je er goed aan geen vuilnisbak meer op het balkon te zetten. En misschien is het beter niet al te veel te roken of te drinken.

Maar zelfs dan weet je het nog niet. Er kan zo maar weer een muis in de kast zitten of een gezwel in je borst.

 

Twentsche meisjes

door Anita Brus


Ik kom uit een Twents dorp, heb Spaans gestudeerd en reisde drie keer naar Colombia. Toch ben ik geen Tanja Nijmeijer. Wat ging er met mij anders?
Tanja en ik verschillen nogal in leeftijd. Ik groeide op in een tijd dat het een voorrecht was om te studeren. De generatie voor mij was boer en toen ik van de lagere naar de middelbare school ging noemde men mij een ‘matig mavoklantje’. Dat deed de vechtersmentaliteit in mij boven komen waarop ik mij naar het vwo vocht, tegen de burgerlijke moraal in iets met kunst ging doen en uiteindelijk (maar toen was ik al heel veel ouder) Spaans ging studeren in Amsterdam.
Che-Guevara-spijkerbroek-idealen
Intussen was mijn vader overleden en zat mijn moeder ziek in het bejaardentehuis. Tegen hen hoefde ik mij dus niet meer af te zetten en van de jeugdige Che-Guevara-spijkerbroek-idealen was ik ook wel bekomen. Als reisbegeleider in Cuba had ik gezien dat het stijf vasthouden aan die idealen daar in ieder geval had geleid tot inkomensverschillen waar je steil van achterover slaat. En dan heb ik het nog niet eens over de leugenachtige propaganda op elke hoek van de straat. Daar prik je al snel doorheen, zeker als je die leuzen begrijpt omdat je Spaans gestudeerd hebt.
Waarom prikte Tanja er niet doorheen? Het zullen de leeftijd en de liefde geweest zijn en ik ga bij mijzelf te rade of ik onder andere omstandigheden ook bij de FARC beland zou zijn. In 2005 besloot ik naar Colombia te reizen vanwege een spannend boek. Jorge Franco Ramos schreef over een sicaria (huurmoordenares) uit Las Comunas, de buitenwijken van Medellín. Men noemde deze literatuur narcorealismo; het realisme van de narco’s als gewelddadige variant van het magisch realisme van Gabriel García Márquez.

Bijzonder knappe mannen

Ik was door beide literaire stromingen gefascineerd en zeker ook niet wars van avontuur. Ik herinner mij een scene in het tropisch regenwoud van Santa Marta waar ik ‘toevallig’ twee stoere paramilitairen ontmoette die ik begroette met: “Wie zijn jullie?”, waarop zij vriendelijk met hun geweren en walkie-talkies in de aanslag antwoordden: “Wij zijn la autodefensa (troepen van de zelfverdediging) en zorgen er voor dat jij hier als toerist kunt lopen.”
Natuurlijk was ik onder de indruk (het waren bovendien bijzonder knappe mannen), maar toch ging ik niet met ze mee en dat had ik ook niet gedaan als ze van de FARC geweest waren.
Waarom Tanja dan wel? Behalve jong was zij volgens degenen die haar kenden ook erg sociaal betrokken. Haar zus vertelde mij dat zij al als kind een boekenwurm was en Liduine Zumpolle (Colombia expert) raakt niet uitgepraat over de Twentse bekrompenheid van haar ouders tegen wie zij zich waarschijnlijk wel moest afzetten.

Sexy spaghettibandjes

En toch word ik kwaad als ik aan Tanja denk. Je moet wel heel erg verliefd en blind zijn wil je je eigen intellectuele capaciteiten zó verloochenen. De FARC doet niet anders dan zich uiten in banale slogans. Ook met een beetje gezond verstand kom je er in Colombia al snel achter wat deze beweging (evenals andere guerrillabewegingen en paramilitairen) zoal heeft aangericht en hoe weinig die nog gesteund wordt door de Colombianen.
Of ben ik nu gewoon jaloers op haar jeugdige overmoed? Net zo jaloers als Liduine lijkt te zijn als zij in de documentaire over haar zoektocht naar Tanja vol verontwaardiging commentaar geeft op de sexy spaghettibandjes van Tanja’s topje?

Avontuur blijft lonken

Misschien, want een voorbije jeugd valt altijd te betreuren en het avontuur blijft lonken, evenals de liefde. Maar niet een avontuur dat over lijken gaat. Ik houd mijzelf voor dat ik dat nooit aangegaan zou zijn, ook niet toen ik nog in Twente woonde en vele keren mooier en jonger was dan ik nu ben.

 
 

Multiculti in de klas

door Anita Brus


 
Youssef en Souhayb zitten achter in de klas. Wij hebben het over de invloed van het Arabisch op het Spaans en ik wijs naar Andalusië op de kaart aan de muur van het klaslokaal om uit te leggen waar de Moren Spanje binnentrokken om zich uiteindelijk te verdedigen tegen de reconquista van de christelijke koninkrijkjes in het noorden. Iedereen draait zich om naar de kaart en volgt mijn uitleg over de Moorse Kaliefen die tot aan Toledo kwamen. Daarna gaan wij weer verder met de Spaanse grammatica, maar Youssef en Souhayb blijven omgedraaid zitten kletsen.
Hoe voor de hand ligt het dan om als docent in 4 Havo uit te vallen tegen de kletsers. “Draai je om en let op!”, roep ik bijna. Maar ik bedenk mij op het laatste moment en zeg: “Ik zie dat jullie nog iets te bespreken hebben. Misschien willen we allemaal wel weten waar dat over gaat dus vertel het maar aan de hele klas.” Er volgt een verhaal.

Naar Marokko reizen

“Wij hebben het er over hoe wij naar Marokko reizen”, vertelt Souhayb. “Helemaal langs de kust van Spanje, via Barcelona, Valencia naar Almería waar we oversteken naar Marokko. We gaan namelijk naar het oostelijk deel van Marokko en als we eenmaal met de boot zijn overgestoken moeten we nog uren reizen tot we in ons dorp zijn.”
“En reizen jullie dan ook met zo’n enorme toren op het dak van je auto?”, vraag ik nieuwsgierig. “Nee, zegt Youssef, dat was vroeger. Nu niet meer omdat ons huis af is.”
Klasgenoot Wouter haalt zijn mobieltje tevoorschijn en mobieltjes zijn in de klas niet toegestaan. Maar nog voordat ik kan roepen: “Weg met die mobiel”, houdt hij hem al omhoog en toont ons een foto van zo’n torenhoog beladen auto.
Hollandse boerenkaas
De klas is een en al belangstelling en dat is toch wat alle docenten zouden moeten willen: echte interesse van alle leerlingen, ook al gaat het even niet over de Spaanse grammatica.
Youssef vertelt verder dat ze deze zomer maar met zijn drieën waren omdat hun moeder en zusje met het vliegtuig gingen. Barcelona in om de stad te zien of even stoppen bij een strand voor een frisse duik deden ze niet: “Want we wilden natuurlijk zo snel mogelijk in Marokko zijn.” Niemand lacht of kijkt hiervan op. Ook de in dezelfde klas zittende Hollandse-boerenkaas-leerlingen niet.
Ik geef al heel lang les op een school in Amsterdam-Zuid. Gedurende de jaren heb ik de leerlingenpopulatie zien veranderen. Vroeger hadden wij nogal wat Chinese leerlingen bij ons op school, maar tegenwoordig hebben de Chinezen grotendeels plaats gemaakt voor Marokkaanse leerlingen.
Zij vormen vaak een levendig element in de les en in mijn lessen Spaans zijn ze ronduit enthousiast omdat zij zichzelf herkennen in de taal; veel Spaans lijkt namelijk op het Arabisch. Woorden als almohada (kussen), alcázar (paleis) of almeja (mossel) zijn voor hen een feest der herkenning evenals de flamencomuziek met nogal wat Arabisch klinkende uithalen. Dat maakt hen extra gemotiveerd voor Spaans.
Alle Marokkanen het land uit
Wat verder opvalt is dat de verschillende nationaliteiten in de klas met de grootst mogelijke vanzelfsprekendheid met elkaar omgaan. Natuurlijk zie je op het schoolplein ook groepjes Nederlanders die naar elkaar toetrekken of Marokkanen die elkaar opzoeken. Maar steeds vaker zie ik dat het allemaal door elkaar loopt en dat rechtse ideeën als ‘alle Marokkanen het land uit’ blijkbaar geen vat krijgen op het overgrote deel van onze leerlingen en dat geeft hoop voor de toekomst.
Vroeger waren het de Molukkers of Surinamers die in een fout daglicht stonden en nu zijn het de Marokkanen. Gewoon nog een paar generaties wachten denk ik, en niemand heeft het er meer over. Maar misschien komen dan (opnieuw) de Chinezen.

 

Marokkaanse Wilders

door Anita Brus


Aangekomen bij mijn Marokkaanse slager annex groenteboer zie ik dat ik mij vergis. Vanuit de verte dacht ik dat hij open was, maar als ik dichterbij kom zie ik dat het de kratten zijn van de buurman die ik voor de zijne hield. Mijn favoriete slager blijkt dicht.

Ik ben bijna verontwaardigd als ik zie dat mijn slager zijn ramen heeft dichtgetimmerd. Daar hadden die mannen, die zo trots leken op hun zaak, mij niets over gezegd. Pas geleden hadden ze mij nog extra goeie olijfolie beloofd die zij weldra uit Marokko zouden importeren. Geen woord over een op handen zijnde sluiting. Zonder echt goed te kijken, loop ik langs hun winkel naar die van de buurman om daar mijn boodschappen te doen.

De buurman lijkt op de Albert Heijn. Hij heeft een goed geoutilleerde winkel met twee kassa’s met lopende banden. Het assortiment is ruimer en misschien kwalitatief ook wat beter dan dat van mijn vaste adres. Bij mijn slager kocht ik wel eens sinaasappelen die van binnen half rot bleken. Toch kwam ik daar het liefst. De zaak werd gedreven door vier bijzonder aardige Marokkanen met wie ik inmiddels een band had opgebouwd. Ik was hun vaste Hollandse klant en het leek wel alsof ze daar een beetje trots op waren. Meestal kon er wel een extra bosje koriander vanaf en we voerden ook leuke gesprekken over Marokko, waar ik nog niet zo lang geleden was. Trots wezen ze mij op hun slagersdiploma en de hygiënische maatregelen die ze troffen, met een knipoog naar de oudste van de vier die nog met zijn blote handen in het vlees greep. Maar aan dat vlees mankeerde niets en het was ook nog eens heerlijk gekruid.

Het bezoek aan de buurman voelt een beetje als verraad. Ik struin wat doelloos langs de schappen, koop er het minimale en reken af zonder echt contact te maken met de meneer achter de kassa. Niemand die de boodschappen hier voor mij in een grote tas doet en ik loop, nadat ik dat zelf heb gedaan, enigszins verbouwereerd naar buiten richting de auto die ik wat verderop heb geparkeerd, voorbij de pui van de winkel van mijn vertrouwde slager. Pas als ik nog even opzij kijk, zie ik het. De ramen zijn niet alleen dichtgetimmerd, maar er liggen ook verschroeide resten van schappen voor de winkel. Er moet brand geweest zijn.

Ik besluit aan wat Marokkaanse mannen op een terras te vragen wat hier gebeurd is. “De zaak is in brand gestoken”, vertelt een van hen. “De politie is nog bezig met een onderzoek. Zo zonde, want de eigenaren van die zaak waren zulke lieve mannen. Die verdienen dit echt niet.” Ik vraag ze of ze enig idee hebben wie de brandstichters waren. “Wat dacht je, onze Marokkaanse jeugd natuurlijk. Deze buurt is echt vreselijk”, is hun reactie.

Maar waarom steken Marokkaanse jongens de winkel van hun Marokkaanse buurtgenoten in de fik? “Om niets, omdat ze geweigerd werd op een laat tijdstip daar nog iets te kopen. Het komt door de slechte opvoeding. Er wonen hier nogal wat gezinnen waarvan de kinderen niet worden opgevoed.” En is dat dan niet de verantwoordelijkheid van de ouders? “Met die ouders valt niet te praten. Zij weten niet hoe ze moeten opvoeden en er is een groot verschil met Marokko. In Marokko is meer respect en er wordt daar harder gestraft.”

Als ik over Wilders begin roept een van hen: “Wilders heeft voor 70 procent gelijk. Hij heeft alleen met zijn ideeën over de islam geen gelijk.” De anderen noemen deze man gekscherend de ‘Marokkaanse Wilders’ en ze zijn het niet allemaal met hem eens. Maar niemand lijkt een goede oplossing te hebben voor de jeugd uit problematische Marokkaanse gezinnen. “Bovendien kunnen het ook nog Nederlanders geweest zijn, want er was eerder een bedreiging van een Nederlandse leverancier”, zegt een van hen.

Ik vraag mij af of het niet ook een gevolg is van de verharding van onze maatschappij. Marokkaanse jongetjes of Nederlandse leveranciers, het lijkt om het even. Wat telt, is dat in Amsterdam West de winkel van vier hard werkende, goedwillende Marokkanen is afgebrand.


Friday, March 08, 2013

Zwarte bladzijden, gouden randjes

(Verhaal dat niet in de prijzen viel bij Opium)
 
 
Of zij haar bril op moet in de kist. Welke bril? Nou, die met dat gouden randje. Ik sta versteld als mijn broer naar haar bril vraagt. Hoe kom je op het idee je dode moeder haar bril op te willen zetten. ‘Als de overledene zelf geen kledingvoorkeur heeft gegeven, vragen wij u om passende boven- en onderkleding klaar te leggen’, staat in het instructieboekje van de uitvaart. Dat ze een mooie blouse aan moet met een bijpassende broek kan ik nog wel begrijpen, maar welke functie heeft in godsnaam nog een bril.
De volgende dag komt de begrafenisondernemer met een keur aan treurige kaarten en teksten voor wie geen inspiratie heeft. Wat te denken van Het laatste beetje is nu op, veel had je te verduren. Het kaarsje is nu opgebrand, gedoofd zijn alle vuren, of Hij/Zij had nog zoveel te geven, hij/zij was nog niet klaar met dit leven. We besluiten ons te beperken tot een eenvoudige tekst en een bloemstuk van de Intratuin. Als het aan mij lag plukte ik bloemen voor haar in de wei, maar zij hield van keurig gerangschikte rozen volgens vaste formules. In haar tijd trouwde je met een stijf bruidsboeket, kreeg je kinderen en verhuisde je hooguit een keer in je leven naar de overkant van de straat. Daarna gebeurde er niet veel meer.
Na de begrafenisondernemer en het tuincentrum volgt een klap waarop tropische regenwouden, paardenbloemen, Twentse boerderijen en alle boeken die ik in mijn leven gelezen heb aan mij voorbij flitsen. Als ik in deze storm een verhalenbundel van Jorge Luis Borges opensla zie ik tot mijn verbijstering alleen zwarte bladzijden. Waar is mijn bril? Misschien is de hond er mee vandoor gegaan. Die pakt wel vaker iets om af te kluiven zoals pas geleden nog de roze hak van mijn tangoschoen. Toch moet die bril nog ergens liggen. Anderen helpen mij met zoeken onder het kleed, tussen de kranten en buiten in de struiken waar de hond ook was. Tot hij uiteindelijk wordt gevonden in de vuilnisbak, vastgehaakt aan een champagnekurk. Ik ontkurk mijn bril, zet hem op en lees de tekst die boven mij verschijnt. Het zijn de woorden van Borges die mij een bijzonder vertrouwd gevoel geven, ook al ben ik beland in iets wat lijkt op een labyrint.
Zij las romannetjes uit de boeketreeks die haar in haar geregelde leven het avontuur gaven dat ze miste. Mooie mannen en vrouwen die elkaar vinden in innige omhelzingen boven de operatietafel. Als ik het uitvaartboekje nog eens ter hand neem lees ik bij de kledinginstructie iets waar ik eerder overheen las: ‘Als nabestaanden wordt u verzocht, als de overledene een bril droeg, die bril klaar te leggen. De bril kan wel op tijdens het afscheid, maar niet tijdens de crematie.’ Er is nog tijd tot de crematie en waarom zou ik haar geen laatste avontuurtje gunnen? Ik bel mijn broer en zeg hem dat hij haar bril moet gaan zoeken. Die met dat gouden randje.
Anita Brus