(con la ayuda de la mano jamón y queso)
Altijd een
hekel gehad aan groepsgevoel, maar ik weet nu pas goed waarom. Bas Heijne heeft
het in de NRC van zaterdag 10 februari [link] over groepswoede en waartoe die
leidt: “Eigen kaste eerst. Woede van buitenaf verstrekt de innerlijke
saamhorigheid alleen maar, vooral als die woede zelf een vorm van
groepsnarcisme is geworden.”
Raak! Ik las
dit terwijl ik verwikkeld was in een groepsdiscussie op internet. Twee jaar
geleden ben ik lid geworden van een groep die een schrijver steunde die in
hongerstaking was gegaan. De schrijver kwam uit een ver Afrikaans land waar ik hem
persoonlijk had leren kennen en dat schiep een band. Toen hij vanwege zijn
hongerstaking tegen het dictatoriale bewind in zijn land naar het buitenland
moest vluchten, stonden zijn facebook ‘vrienden’ in de rij om voor hem een
groep op te richten. In het kielzog van wat toen nog een Arabische Lente leek
stormden de leden toe, onder wie ikzelf. Alras ontpopte ik mij tot activist.
Het roer moest
om en Teodoro Ngeuma Obiang, de dictator om wie het allemaal begonnen was,
moest vallen. Woedend waren wij. Niet alleen over de wantoestanden in het
betreffende Afrikaanse land dat Ecuatoriaal Guinea heet, maar ook over de rol
die Spanje speelde in zijn voormalige kolonie. Stelletje hypocrieten die
Spanjaarden die uit dit land waren vertrokken zonder zich er verder om te
bekommeren, maar later wel wilden verdienen aan de olie die daar rijkelijk
vloeit. Tot in het obsessieve hield ik mij met het onderwerp bezig; las er alles
over en onderhield warme contacten met zowel Afrikanen als Spanjaarden. En al
snel had ik bereikt dat er ook in Nederland iets over naar buiten kwam in
Bureau Buitenland van de VPRO [link: http://weblogs.vpro.nl/villavpro/2011/02/18/berichten-uit-bloggistan-van-opstand-in-egypte-tot-hongerstaking-in-equatoriaal-guinea/].
Wat meteen al
opviel was dat bepaalde commentaren er niet doorkwamen in de groep. Niet dat
men censuur toepaste – want dan zouden we immers ‘net zo erg zijn als Obiang’ –
, maar dat men onwelgevallige
commentaren doodzweeg. De enige
Nederlander in de groep gold aanvankelijk nog als grappige vreemde eend in de
bijt met veel ‘likes’, maar het duurde niet lang voordat ook ik werd
doodgezwegen. Dat begon toen ik kritiek gaf binnen de eigen gelederen. Zoiets
doe je niet, want daarmee plaats je jezelf buiten de groep en dan is het exit!
Ik heb die houding een tijd gezien als Spaanse karaktertrek, maar zie het nu
als een algemene reactie los van elke cultuur.
“Exit”, dacht
ik gelukkig zelf ook en nog net op tijd, voordat anderen mij er uit konden knikkeren.
Toch kan ik het twee jaar later nog steeds niet laten mij af en toe te bemoeien
met de kwestie die inmiddels ‘onze strijd’ is gaan heten. Uiteraard steunt
niemand mij in mijn bijdrage aan deze ‘strijd’, wat ik ook zeg en hoe goed ik
dit ook verwoord.
“Eigen
kaste eerst”, schrijft Bas Heijne. En dat gaat om het gevoel, om het samen
kwaad zijn: “Het is best fijn om kwaad te zijn. Nog fijner: samen kwaad zijn.
Het allerfijnst: kwade mensen mobiliseren, om als eerste, borst vooruit, de
barricade op te klauteren, je gelegenheidstroepen aan te sporen met opzwepende
leuzen – en telefoonnummers van de vijand.” Hij heeft het niet over Ecuatoriaal
Guinea of over Afrika, maar over de SNS Bank en Jelle Brandt Corstius, een van
de journalisten die het niet langer pikten en “hun hooivorken uit de kast
haalden”. “Tijd voor revolutie”, roept Heijne, maar dat meent hij niet. Bas
Heijne weet natuurlijk al lang dat elke revolutie tot mislukken gedoemd is,
zeker in Nederland. Ook ik weet dat nu, al heb ik er twee jaar over moeten doen om het me werkelijk te realiseren. Twee jaar waarin ik mij ondanks mijn weerstand toch door dit groepsgevoel heb laten meeslepen.
Anita Brus
No comments:
Post a Comment