Wednesday, May 09, 2012

Foute date

Zie ook
http://www.frontaalnaakt.nl/archives/een-foute-date.html


“The naughty one is me”, schreef hij mij op de eerste dag van januari jongstleden. Die zin - in combinatie met een voorkeur voor films van Stanley Kubrick -  had eigenlijk alle alarmbellen al moeten laten rinkelen. In plaats daarvan werd ik nieuwsgierig. Het begin van een spannende affaire met pijnlijke afloop.

“Komt u wel aan uw intellectuele en lichamelijke trekken bij het plaatjes kijken?” vroeg hij. “Of heeft u wellicht nog meer nieuwjaarswensen die u graag bevredigd wilt zien? Als ik u ergens mee van dienst kan zijn, mijn tong voor u kan laten spreken, of u zou kunnen assisteren bij uw warmste en diepste gevoelens, dan moet u mij dat onverwijld laten weten.” Ik moest er om lachen en natuurlijk kwam ik niet aan mijn trekken door uitsluitend plaatjes te kijken op de dating site waar we elkaar hadden gevonden. Bovendien was ik aan het begin van dit nieuwe jaar toe aan een frisse start. Ik bekeek zijn ‘plaatjes’: vier - nogal verschillende - foto’s. Hij daagde mij uit ze te beschrijven, waarna ik hem typeerde als museumdirecteur, vlotte filmacteur, schrijver en autocoureur. Hij was het allemaal geweest of nog steeds, beweerde hij, behalve museumdirecteur. De foto die ik als zodanig had getypeerd, verwijderde hij onmiddellijk van de dating site. Hij zette er een voor in de plaats waarop hij te zien was met een trieste blik en dandyachtige haardracht, type Oscar Wilde. Een vrolijker foto had hij niet, liet hij mij weten, want hij poseerde nooit vol jolijt. Aan een olijke noot zou het hem echter niet ontbreken en al zijn gezichten waren verenigd in één ziel terwijl “het hart zuiver was en de intenties oprecht”. Hij kon het mij bewijzen in woord en daad, schreef hij.

Hij schreef ook dat hij zichzelf doctorandus in de Klinische Psychologie mocht noemen. Hij zou bedreven zijn in het herkennen, analyseren en/of behandelen van geestelijke pathologieën, ofwel ziektes van de geest. Het “nobele beroep van therapeut” had hij echter nooit daadwerkelijk gepraktiseerd. Wel was hij bezig met het schrijven van een ‘tragikomische autobiografie’ over zijn belevenissen in Australië - en ik hield hem, zoals hij het zo mooi uitdrukte, “op vileine wijze” van zijn werk. Maar al radend naar mijn naam hield hij ook mij van mijn werk: “Ana, Anna, Annebelle, Annabel, Adelbrecht, Agneta, Akeelah, (het Amsterdamse) Akira... u ziet, ik schiet hier behoorlijk uit de bocht.” Toen ik op deze hele reeks namen wat verbolgen reageerde, schreef hij: “Ik constateer dat ik u verwond heb en uw koortsachtige Spaanse temperament (ik spreek Spaans) heb aangevuurd. Ik kan hier in de Amsterdamse Pijp bijna uw nijdige castagnetten (ik dans tango en flamenco) horen kletteren. U bent tot in het diepst van uw nagloeiende lendenen beledigd, waarvoor mijn excuus. Mag ik, ondanks dat ik riskeer dat uw bloeddruk nog hoger oploopt met het gevaar op een TIA, nog een poging doen?”

Na wat grappen over en weer hoopte hij snel weer iets van mij te vernemen, om mij nog beter te kunnen doorgronden en in de toekomst mijn ‘vrouwelijke parfum’ nog beter te kunnen waarderen. Toen ik hem vroeg mij te bellen deelde hij mij mee dat hij nooit belde met vreemde vrouwen wiens parfum hij nog niet geroken had. Liever diepte hij ons contact eerst nog wat verder uit door er al schrijvend “zwoelstevig” de tijd voor te nemen. Wij zetten onze correspondentie voort met als rode draad oesters, tongen en tango. Bij onze eerste ontmoeting zouden wij oesters gaan eten en zou ik kennis maken met de vaardigheden van zijn tong. Op (tango)dansgebied viel er echter weinig van hem te verwachten, schreef hij. Toen ik aangaf dat ik dit niet erg vond reageerde hij: “Gelukkig valt met u te onderhandelen. Heb het simultaan latino-dansen en tongen nooit echt goed onder de knie gekregen. Daarentegen, het tongen an sich, maar met name de cunnilingus, heb ik wel tot kunst verheven. Daarom durf ik u zonder valse bescheidenheid te beloven dat ik u langdurig en intens van mijn tong kan laten genieten. U genot bezorgen is namelijk ook mijn genot. Bovendien lijkt u mij het vrijzinnige type dat mij zowel visueel als intellectueel kan inspireren tot grootse prestaties. Toch heel jammer dat ik u geen referenties kan overleggen wegens het intieme karakter van het onderwerp.” Ik moet toegeven dat dit alles mij enigszins opwond.

Ondertussen ging er van alles tussen ons heen en weer. Ik stuurde hem eerder geschreven stukken over de tango en tekeningen. Hij stuurde mij nog net niet zijn tong, maar wel zijn stem waarmee hij zijn in het Engels geschreven tekst met een feilloos Australisch accent foutloos voorlas. En een beschrijving van het pestgedrag van zijn kater: “pootje haken, het niet aflatende schijnbewegingen maken in het passeren zodat ik over mijn eigen benen struikel, het mekkeren en blaten wanneer ik `s nachts in bed lig, het excrementeren in plantenbakken als iets hem niet zint, en ik denk dat ik nog wel een waslijst vergeten ben waar mijn kater de tijd mee doodt”, eraan toe voegend dat hij de kat ook terugpestte.
Alles wat hij mij schreef, vond ik buitengewoon geestig. Toch kwam ik er na verloop van tijd achter dat hij ook in clichés dacht en soms klonk er iets van frustratie door in zijn tekst: “U bent gewend aan Commedia dell`Arte, aan Don Juans die zogenaamd uw corazón aanbidden en heel origineel met een rode roos tussen hun tanden staan te kwelen onder uw balkon. Bent u dwalende? Een romantica die immer smacht naar het onbereikbare en minderwaardig vindt wat tot haar beschikking staat?” Ik was niet dwalende en vond het ook niet minderwaardig wat tot mijn beschikking leek te staan. Maar misschien had ik dat beter wel kunnen vinden, want na verloop van tijd verschenen de eerste barsten in ons contact.

Dit begon met de zelfmoord van Anil Ramdas, een ieder die de NRC leest welbekende schrijver en journalist. Mijn treurnis over de dood van Ramdas viel bij hem niet in goede aarde. “Een hardnekkig wegkijkend Linksmensch”, noemde hij hem. Desondanks gaf hij aan dolgraag nader met mij kennis te willen maken om zijn liefde voor mij – inmiddels waren woorden als ‘houden van’ en ‘liefde’ er in geslopen – te bekrachtigen. Zij het dat hij eerst zijn huidige verhaallijn moest zien af te ronden. Toen het zover was en wij elkaar ook werkelijk gingen ontmoeten, bespeurde ik enige onzekerheid. “Wat als mijn tong niet in optimale vorm is? Mijn tong die ik eerder groots geprezen heb en tot goddelijke proporties heb verheven”, schreef hij. Bij onze eerste ontmoeting begreep ik die onzekerheid. Niet over zijn tong, maar over zijn uiterlijk en leeftijd. Hij bleek in werkelijkheid vijf jaar ouder dan aangegeven op de dating-site, en hij oogde met zijn niet al te grote, ietwat corpulente lijf allerminst als Oscar Wilde. Maar een kniesoor die daar op let. Per slot van rekening was ik onder de indruk geraakt van zijn schrijfstijl en alles wat hij mij tot nu toe gestuurd had. Zijn uiterlijk en het leugentje over zijn leeftijd waren dus geen beletsel voor een verdere kennismaking.

Oesters aten wij die eerste keer niet. Wel zwalkten wij wat door de Amsterdamse straten om aangenaam te eindigen in een café. Daarna ging ik op vakantie naar Marokko en nam schelpen voor hem mee. Die verpakte ik in een mooi doosje bij wijze van cadeautje. Hij taalde er niet naar. Onze tweede ontmoeting had ook bij lange na niet de glans van de eerste. Hij was op zijn ‘retro-motorscoot’ naar mijn tuinhuisje in Vinkeveen gekomen, en stond plotsklaps in mijn tuin, klagend over de drassigheid van het terrein en de ‘kleinburgerlijkheid’ van het oord. Tot echt goede gesprekken kwam het die middag niet. We hingen wat rond in de tuin en maakten  een ritje op zijn motor.

Toch bleven er foto’s van schilderijen, muziek en teksten komen. Eerder had hij mij het Bal Tabarin van Jan Sluijters gestuurd en Under the Roof of Blue Ionian Weather, van de van oorsprong Friese schilder Laurens Alma-Tadema. Op het schilderij van Alma Tadema zijn twee mannen te zien, van wie er een op een dwarsfluit speelt, omgeven door vrouwen in een klassiek marmeren theater. Hij schreef mij dat hij zichzelf zag als het “wufte heerschap” tussen de dames in lang vervlogen tijden. Dat waren volgens hem tijden waarin de elite zich oeverloos verveelde. Maar over zijn eigen omstandigheden in onze tegenwoordige tijd liet hij niet al te veel los.

Op een gegeven moment drong zich bij mij het beeld op van Jack Nicholson in The Shining, een film van Stanley Kubrick, de door hem zo gewaardeerde regisseur. Aan het begin van die film is er nog niets aan de hand. Nicholson is schrijver en betrekt met zijn vrouw en zoontje een verlaten hotel in een afgelegen oord. Alles gaat goed tot er bange vermoedens komen van zijn vrouw. Zij ontdekt uiteindelijk dat haar man doet alsof hij schrijft. Hij blijkt bezeten, typt pagina’s vol met eenzelfde zinnetje en de hel is los. Nicholson ontpopt zich in de film tot een huiveringwekkende figuur die met een bijl woest om zich heen slaat.

Schrijft hij eigenlijk wel aan die autobiografische roman van hem? En wat doet hij verder nog, behalve de kat pesten? Waarom mag ik hem niet bellen? Waarom blijven wij elkaar op zijn uitdrukkelijke wens alsmaar met u aanspreken? Dat waren vragen die bij mij opkwamen. Al helemaal toen een aangekondigd cultureel uitje om vage redenen niet doorging. Dat weekend plaatste ik een kritisch stuk van Ramsey Nasr (schrijver en ‘dichter de vaderlands’) op mijn facebook-pagina en de hel brak los. Eerst stuurde hij vervelend commentaar, iets in de trant van: “Ze moesten de hele Nederlandse cultuur maar afschaffen.” Daarna bleek hij mij plotsklaps op facebook te hebben ‘ontvriend’ en ook alle andere mogelijkheden tot contact te hebben afgesneden. Hij maakte er dus met de botte bijl een eind aan. 

Later ontdekte ik via enkele van zijn facebook-vriendinnen, dat de man die mij zo interessant had geleken inderdaad meerdere gezichten had verenigd in één ziel. Die ziel was echter niet zuiver en oprecht zoals hij had doen voorkomen, maar vertroebeld en getormenteerd. Hij bleek een vaste relatie te hebben en er daarnaast nog meer vriendinnen op na te houden, die hij ook vergastte op grappige schrijfsels en mooie plaatjes.   

De laatste berichten die hij mij stuurde zaten vol haat en rechts-politieke clichés. Daarin had  hij het over “dat goedkoop scorende mannetje Nasr” en ik vroeg mij af of hij misschien jaloers was op knap ogende intellectuelen als Ramsey Nasr en Anil Ramdas. Van oesters eten is het nooit meer gekomen. De man bleek niet alleen ‘naughty’ te zijn, maar ook kwaad. Ik zie hem nu voor mij als een getormenteerde Jack Nickolson die honderd keer ‘haat’ typt over alle ‘Linksmenschen’ die niet bereid zijn met hem onder te duiken in de marmeren heilstaat van Sir Lawrence Alma-Tadema.

Anita Brus

Amsterdam, april 2012 

No comments: