zie ook:
Aangekomen bij mijn Marokkaanse slager annex groenteboer zie ik dat ik mij vergis. Vanuit de verte dacht ik dat hij open was, maar als ik dichterbij kom zie ik dat het de kratten zijn van de buurman die ik voor de zijne hield. Mijn favoriete slager blijkt dicht.
Ik ben bijna verontwaardigd als ik zie dat mijn slager zijn ramen heeft dichtgetimmerd. Daar hadden die mannen, die zo trots leken op hun zaak, mij niets over gezegd. Pas geleden hadden ze mij nog extra goeie olijfolie beloofd die zij weldra uit Marokko zouden importeren. Geen woord over een op handen zijnde sluiting. Zonder echt goed te kijken, loop ik langs hun winkel naar die van de buurman om daar mijn boodschappen te doen.
De buurman lijkt op de Albert Heijn. Hij heeft een goed geoutilleerde winkel met twee kassa’s met lopende banden. Het assortiment is ruimer en misschien kwalitatief ook wat beter dan dat van mijn vaste adres. Bij mijn slager kocht ik wel eens sinaasappelen die van binnen half rot bleken. Toch kwam ik daar het liefst. De zaak werd gedreven door vier bijzonder aardige Marokkanen met wie ik inmiddels een band had opgebouwd. Ik was hun vaste Hollandse klant en het leek wel alsof ze daar een beetje trots op waren. Meestal kon er wel een extra bosje koriander vanaf en we voerden ook leuke gesprekken over Marokko, waar ik nog niet zo lang geleden was. Trots wezen ze mij op hun slagersdiploma en de hygiënische maatregelen die ze troffen, met een knipoog naar de oudste van de vier die nog met zijn blote handen in het vlees greep. Maar aan dat vlees mankeerde niets en het was ook nog eens heerlijk gekruid.
Het bezoek aan de buurman voelt een beetje als verraad. Ik struin wat doelloos langs de schappen, koop er het minimale en reken af zonder echt contact te maken met de meneer achter de kassa. Niemand die de boodschappen hier voor mij in een grote tas doet en ik loop, nadat ik dat zelf heb gedaan, enigszins verbouwereerd naar buiten richting de auto die ik wat verderop heb geparkeerd, voorbij de pui van de winkel van mijn vertrouwde slager. Pas als ik nog even opzij kijk, zie ik het. De ramen zijn niet alleen dichtgetimmerd, maar er liggen ook verschroeide resten van schappen voor de winkel. Er moet brand geweest zijn.
Ik besluit aan wat Marokkaanse mannen op een terras te vragen wat hier gebeurd is. “De zaak is in brand gestoken”, vertelt een van hen. “De politie is nog bezig met een onderzoek. Zo zonde, want de eigenaren van die zaak waren zulke lieve mannen. Die verdienen dit echt niet.” Ik vraag ze of ze enig idee hebben wie de brandstichters waren. “Wat dacht je, onze Marokkaanse jeugd natuurlijk. Deze buurt is echt vreselijk”, is hun reactie.
Maar waarom steken Marokkaanse jongens de winkel van hun Marokkaanse buurtgenoten in de fik? “Om niets, omdat ze geweigerd werd op een laat tijdstip daar nog iets te kopen. Het komt door de slechte opvoeding. Er wonen hier nogal wat gezinnen waarvan de kinderen niet worden opgevoed.” En is dat dan niet de verantwoordelijkheid van de ouders? “Met die ouders valt niet te praten. Zij weten niet hoe ze moeten opvoeden en er is een groot verschil met Marokko. In Marokko is meer respect en er wordt daar harder gestraft.”
Als ik over Wilders begin roept een van hen: “Wilders heeft voor 70 procent gelijk. Hij heeft alleen met zijn ideeën over de islam geen gelijk.” De anderen noemen deze man gekscherend de ‘Marokkaanse Wilders’ en ze zijn het niet allemaal met hem eens. Maar niemand lijkt een goede oplossing te hebben voor de jeugd uit problematische Marokkaanse gezinnen. “Bovendien kunnen het ook nog Nederlanders geweest zijn, want er was eerder een bedreiging van een Nederlandse leverancier”, zegt een van hen.
Ik vraag mij af of het niet ook een gevolg is van de verharding van onze maatschappij. Marokkaanse jongetjes of Nederlandse leveranciers, het lijkt om het even. Wat telt, is dat in Amsterdam West de winkel van vier hard werkende, goedwillende Marokkanen is afgebrand.
No comments:
Post a Comment